Spelregels
Verdeel het spelbord in tweeën en plaats alle witte schijfjes aan een kant, alle zwarte aan de andere. Zo ontstaan er drie rijen van zes witte schijven en drie rijen van zes zwarte schijven.
Nadat je het spelbord klaar hebt gelegd zijn de regels simpel.
- Elke schijf met symbool 1 mag één stap verplaatsen, een schijf met symbool 2 twee stappen en een schijf met een 3 drie stappen.
- Een losse schijf mag alleen eindigen op een andere losse schijf. Het maakt niet uit of je op een eigen schijf komt of op die van je tegenspeler.
- Zodra een schijf bovenop een andere schijf staat ontstaat een stapel. Een stapel (minimaal 2 schijven) mag je alleen laten eindigen op een andere stapel.
- Een stapel verplaats je altijd in zijn geheel. De bovenste schijf van de stapel bepaalt van wie de stapel is en met hoeveel stappen je deze moet verplaatsen.
- Je moet alle stappen (1, 2 of 3) zetten. Kan dit niet? Dan mag je de schijf/stapel niet verplaatsen.
- De lege vakken die later ontstaan tellen niet als stap. Je mag in een rechte lijn verplaatsen, en je mag haakse bochten maken. Je mag niet schuin verplaatsen.
- De speler die met zwart speelt begint met de eerste verplaatsing. Nu ga je om-en-om een zet doen.
Het spel stopt als één van beide spelers niet meer kan verplaatsen.
Wie heeft er nu gewonnen? De puntentelling is simpel en voegt gelijk een extra dimensie toe aan het spel! De bovenste steen van een stapel bepaalt voor wie de punten zijn.
Maar let op, het cijfer op de stapel bepaalt hoe waardevol de stapel is. Heeft de stapel een 2 als bovenste schijf, tel dan het aantal schijven en vermenigvuldig dit met 2. Een kleine stapel met bovenop een 3 kan dus veel meer waard zijn dan een grote stapel met een 1 bovenop.
Je doel is dus aan het eind de meeste punten te verzamelen door de eigenaar te zijn van de stapels met de hoogste waarde.